Uit: "Hoofdlijn" nr. 11, maart 1990

IJmuiden / Côte d'Or

landskampioen

door Jan Apeldoorn

Kort na de oprichting van de damclub IJmuiden in 1925 meldden zich twee jonge kerels aan die een grote invloed zouden hebben op het karakter van de vereniging. Het waren Barend Dukel en Kerst de Jong. Barend Dukel beschikte over het talent en bezat de didactische kwaliteiten om zijn kennis over te dragen en door te geven aan anderen. Kerst de Jong was eerst secretaris en later jarenlang (een dynamische) voorzitter. Hij was ambitieus en wilde graag met zijn damclub in het middelpunt van de belangstelling staan. Zijn energieke aanpak (doorspekt met stunts) zorgde ervoor dat de damkwaliteiten van IJmuiden, waar Dukel de grondslag voor legde, ook onder de aandacht kwamen. IJmuiden werd snel damminded. In 1937 legde DCIJ voor de eerste maal beslag op de landstitel. Het tiental met o.a. Dukel, Ligthart, Suyk, Laros en Leyte bestond uit louter IJmuidenaren. Hoewel de vereniging een toonaangevende rol in de nationale titelstrijd vervulde bleven kampioenschappen lang uit.

In 1952 werd de toenmalige wereldkampioen Piet Roozenburg lid. Voorzitter De Jong zorgde ervoor dat Ligthart, Suyk en Yme de Jong, die aangeschoven waren aan de bridgetafel weer voor het eerste tiental ingezet konden worden. De titel ging vaak net niet naar IJmuiden. Eerst in 1962 lukte het weer. Het tiental dat verantwoordelijk was voor de tweede nationale titel kende nog altijd grote namen als: Roozenburg, Dukel, Laros, Tielrooij en Morseld. Hierna viel de club ver terug. Roozenburg en een aantal basisspelers verhuisden of stopten met dammen. Degradatie was zelfs onvermijdelijk. Wel pendelde men nog een aantal keren tussen de ere- en hoofdklasse, maar een belangrijke rol was niet meer voor de IJmuidenaren weggelegd.

Eerst in het midden van de zeventiger jaren keerden ze weer terug in de hoogste vaderlandse damklasse. De professionele- of zo men wil semiprofessionele lijn die steeds meer gemeen goed werd binnen de damwereld werd ook door de IJmuidenaren onderzocht. Oud-leden die ergens anders waren gaan spelen werden teruggehaald en versterkingen uit de regio aangetrokken. Onder hen Sijbrands en Clerc. Met deze beide grootmeesters en Pippel, Hooijberg, Winter, Beerepoot, Schut, v.d.Berg, T. de Haas en Bierman werd in 1978 vrij onverwacht de derde landstitel voor IJmuiden binnengehaald. In de jaren die volgden speelde de ambitieuze damclub een vooraanstaande rol in de clubcompetities. Er vertrokken enkele spelers zoals: Clerc, Hooijberg en Winter. Daartegenover stonden versterkingen.

Drie jaar later, in 1981, kon andermaal de vlag uit. Met Harm Wiersma, de toenmalige wereldkampioen en Ton Sijbrands als puntenmachines konden de volgende spelers zich met recht Nationaal kampioen noemen: T.Sijbrands, H.Wiersma, J.Sterel, W.Jurg, C.Pippel, G.Beerepoot, C.v.Duyvenbode, T. de Haas, A. den Doop, R. Boulonois, H. Smit en P.v.d. Lem. IJmuiden zou IJmuiden niet zijn of er kwam een terugval. Sijbrands en Wiersma vertrokken en het tiental was niet in staat dit verlies op te vangen en een ietwat ongelukkige degradatie volgde. De veerkracht van de vereniging en het vermogen om altijd weer op tijd goede bestuurders in de club te vinden brachten DCIJ weer in de hoogste afdeling van de vaderlandse competitie. Er werd een goede sponsor gevonden en sinds enige jaren voert het de naam Côte d'Or IJmuiden. Het eerste jaar was nog even wennen. Maar dit jaar was het weer zover. Na een uitermate spannende competitie werd in de laatste allesbeslissende wedstrijd tegen DEZ Westerhaar de nationale titel binnengehaald. Ook Côte d'Or maakte dankbaar gebruik van de mogelijkheden om een Russische grootmeester aan te trekken. Hoewel Wirny in de laatste wedstrijd niet meespeelde was zijn inbreng belangrijk. Het tiental dat de vijfde titel naar IJmuiden haalde bestond uit: H.Wiersma, C.Pippel, W.Wirny, R.Boulonois, J.Sterel, W.Jurg, G.Beerepoot, W.de Jong, M.Wiering, Nikhila en J.Wiering.

Hopelijk komt er voor IJmuiden niet snel een terugval. Maar dammend Nederland moet er van overtuigd zijn dat er in de geest van Dukel en De Jong altijd weer bestuurders en spelers naar voren komen om de top te halen. In 65 jaar en met vijf kampioenschappen zal dat een ieder duidelijk moeten zijn.